Attie over haar vader Wallie
Attie van Hall was zeven toen de oorlog begon. Haar vader, Walraven van Hall, kleinzoon van 'Papa' Maurits van Hall, was ruim dertig. Zijn broer Gijs was nauwelijks twee jaar ouder. Beiden waren wat onorthodoxe Amsterdamse beursmensen met, net als hun voorvader Anne Maurits van Hall, een grote politieke en sociale betrokkenheid. Het duurde dan ook niet lang of ze zaten allebei diep in de illegaliteit. Met steun van een aantal banken en met behulp van talloze particulieren wisten ze in het diepste geheim een organisatie op te bouwen die tijdens de oorlogsjaren in totaal zo'n 84 miljoen gulden uit zou keren aan de onderduikers en het verzet. Omgerekend zou dat nu bijna een miljard gulden zijn. Tegen het einde van de oorlog was dit illegale ationale Steunfonds (NSF) met zijn meer dan tweeduizend medewerkers één van de grootste financiële instituten van het land. De grootste slag sloegen beide broers in 1944. Geïnspireerd door een New York's financieel schandaal in de jaren dertig besloten ze zogenaamde schatkistpromessen - bewijzen van overheidsleningen - uit de kluizen van de Nederlandsche Bank via een hoge bankfunctionaris die ook in het complot zat - te vervangen door vervalste exemplaren. De echte schatkistpromessen werden verkocht een vijftal banken en de opbrengst - twee miljoen per weel vijf koffers met briefjes van honderd gulden - werd gestort de kas van het SF, tot een totaal van 51 miljoen gulden. Ondertussen had Wally van Hall een schuilnaam aangenomen. Als de mysterieuze Van Tuyl werd hij al snel één van de belangrijkste mensen binnen de Nederlandse illegaliteit, 'minister-president van bezet Nederland " of 'de olieman' zaols hij ook wel werd genoemd omdat hij bij conflicten de zaak altijd weer in beweging wist te brengen. 'Hij kon alles',zo herinnert een secretaresse bij de Binnenlandse Strijdkrachten zich. 'Als een nood kacheltje in die tijd niet brandde, was dat een ramp. Wally prutste er wat aan en het deed het weer. AIs Wally binnenkwam was iedereen in vijf minuten gelukkig. In de grootste misère kon hij nog grapjes maken. Ik vond wel hij er steeds slechter ging uitzien: erg mager, met diepe krin onder zijn ogen'.
Attie, tien, elf jaar oud in die tijd, kwam zo ook geregeld in contact met diverse verzetsfiguren. Alleen was Gerrit van der Veen voor haar niet degene die onder andere een succesvolle aanslag op het Bevolkingsregister aan de Plantage Kerklaan op zijn naam had staan, maar een leuke kunstenaar die een keer kwam eten en van Wally zomaar een kostbare halve Edammer kaas meekreeg. En andere verzetsmensen waren gezellige gasten, die haar met verhaaltjes naar bed brachten en gewoon 'oom Jaap' heetten. Van alle activiteiten van haar vader merkte ze weinig of niets, behalve dan dat hij steeds minder vaak thuis was. ' In die laatste oorlogswinter kwam hij opeens op een avond bek-af thuis, na een vreselijke tocht op houten banden, hij kon echt niet meer. Ik herinner me nog hoe ongerust mijn moeder was. En dat ze toen op een stoel klom en ergens achter uit een keukenkast twee suikerklontjes pakte, zorgvuldig opgespaard voor noodgevallen. En die kreeg - ie toen'. Het was waarschijnlijk de laatste keer dat Attie haar vader zag. Kort daarop werd hij - door verraad - gearresteerd en op 12 februari 1945 werd hij aan het Spaarne in Haarlem gefusilleerd. Hoewel hij alles wist, had hij niets losgelaten. 'Mijn moeder had al die weken dat hij gevangen zat niets tegen ons gezegd. Alleen toen ze haar vertelden dat hij gefusilleerd zou worden - wij als kinderen moesten de keuken uit - hoorde ik haar opeens vreselijk huilen. Er kwam een tante - "Er is heus niets aan de hand, ga nou maar mee" - en pas toen het gebeurd was, heeft ze het ons verteld. Toen waren we niet alleen vader kwijt, maar in zekere zin moeder ook. Die was daarna tot niets meer in staat, en dat heeft maanden en maanden geduurd'. 'Kort daarop was de bevrijding, dat weet ik ook nog goed. Dat gemengde gevoel in jezelf. Die enorme blijdschap, iedereen op straat die danste en sprong, en zelf liep je daar maar wat doorheen met alleen maar een soort van zwaar gevoel'