Geschiedenis


 

In 1961 is het boek M.C. van Hall, Drie Eeuwen, De kroniek van een Nederlandse familie, verschenen. Hierin staat de oorsprong van de familie van Hall prachtig beschreven. Hieronder hebben we een samenvatting hiervan gemaakt, waarin de belevenissen van onze belangrijkste voorvaders centraal staan.

De oorsprong van de familie ligt in Arnhem. In de zestiende eeuw woonden daar verschillende Van Halls. Het waren boeren, tuinders, bakkers en predikanten. Waar de naam Van Hall vandaan komt? Het meest waarschijnlijk is, dat een boerenzoon zich in deze buurt kwam vestigen en dat hij op de vraag: 'Waar kom je vandaan?' antwoordde: 'Van Hall'. een gehucht niet ver van Brummen.

Omstreeks 1570 werd op een hofstede in Malburgen, onder Huissen, een Jan van Hall geboren. Malburgen ligt aan de Rijn, tegenover Arnhem. Zijn zoon heette Floris Jansz (geb. 1600) en diens zoon Allert Florisz. Deze Allert Florisz kreeg verkering met Naletien Teunissen. Zij woonde op een hofstede aan de Klingelbeek (onder Oosterbeek), dicht bij de Rijn en het was voor Allert een kleine moeite om van Malburgen met een roeibootje op bezoek te komen. In 1660 trouwden ze en vestigden zich aan de Klingelbeek. Een jaar later werd hun zoon Floris Allertsz geboren, de eerste vermelde in onze stamboom.

20200115_200808kopie.jpg

Floris Allertsz

Floris Allertsz was twintig jaar oud toen hij besloot naar Leiden te emigreren, een voor die dagen grote reis. Hij hoopte daar een betere toekomst te vinden dan op de Klingelbeek. Het getuigt van ondernemingslust, want hij was de oudste zoon en hij verspeelde door zijn vertrek de kans op boerderij en watermolen. Hoe hij van Arnhem naar Leiden reisde, vertelt hij niet, maar het zal wel per schip zijn geweest. Hij had immers in Leiden elke cent nodig om zich te kunnen vestigen. Hij vond er werk als lakenbereider en na enige jaren had hij voldoende kapitaal om in de land- en tuinbouw te gaan: het vak van zijn voorouders. Hij trouwde in 1692 met Aaltje de Wilde en overleed in 1709. Hij liet een elfjarige zoon Adriaan en een dochtertje achter. Het was hem financieel niet slecht gegaan, want zijn weduwe kon de kinderen een goede opvoeding geven. In 1720 werd Adriaan op tweeëntwintigjarige leeftijd gevraagd om als secretaris samen met de heer van Egmond een reis langs de Middellandse Zee en het Midden-Oosten te maken. Deze reis nam vier jaar in beslag. De avonturen die de Heren beleefden, zijn vrijmoedig en sappig beschreven in een boek dat een aantal jaren later is verschenen. Adriaan heeft zijn begunstiger ijverig bijgestaan in diens politieke en handelsmissie. Na terugkomst in het vaderland kreeg hij van de Heer Van Egmond als beloning voor zijn diensten de schippersbediening van Leiden naar Gouda en later ook die op Delft. Dit was een lucratieve en monopolistische onderneming. Vrijwel het gehele vervoer immers ging over het water. Het transport over de weg was van weinig of geen betekenis en de spoorwegen bestonden nog lang niet. Hij mocht het werk door een ander laten doen en de winst voor zichzelf behouden. Hij heeft er tot zijn dood, op vijfentachtigjarige leeftijd, van geprofiteerd. Zijn relatie met Van Egmond bracht een belangrijke verandering in de positie van de familie. Voorheen waren het kleine zelfstandigen maar nu leunden ze tegen de regenten aan met alle daaraan verbonden voordelen. Deze bevoorrechting heeft Adriaan verkregen door ijver en intellect en niet door een huwelijk, wat in die dagen de meer gebruikelijke weg was.

Floris Adriaan, zoon van Floris Allertsz

20200125_161639.jpg

Floris Adriaan van Hall werd in 1736 in Leiden geboren. Hij verloofde zich in 1759, drieëntwintig jaar oud, met Anna van Noorle, dochter van een vooraanstaande rentmeester uit Vianen, waar hij ook ging wonen. Om hem een inkomen te verschaffen en het huwelijk mogelijk te maken werd hij benoemd tot schout van Vianen. Op dit eerste ambt volgden andere: notaris, ordinaris leenman, drossaard en dijkgraaf. Hij ging wonen op 'Monnikenhof. een overblijfsel van een klooster, dat even buiten de poorten van de stad lag. Hij heeft een welvarend en rustig leven geleid. slechts onderbroken in 1787 door een vlucht naar Amsterdam bij de nadering van de Pruisen en de plundering van zijn huis. Ofschoon patriot, keerde hij kort daarna weer terug alsof er niets gebeurd was en hij kreeg er zelfs nog enige ambten bij.

Maurits Cornelis, de vijfde zoon van Floris

We gaan nu over naar het leven van Maurits Cornelis, de vijfde zoon van Floris, en de stamvader van de Amsterdamse Van Halls.

Maurits had een gelukkige jeugd, het gezin was onderling hecht verbonden. Het onderwijs in Vianen kon niet veel bieden, dus werd hij op elfjarige leeftijd naar Leerdam gestuurd om Grieks en Latijn te leren. Op zijn veertiende jaar ging Maurits in Utrecht rechten studeren. Maurits wilde zich eigenlijk voorbereiden voor een militaire loopbaan en de rechtenstudie er aan geven. Zelf krachtig gebouwd en ijzersterk had hij een grote bewondering voor lichaamskracht. Vader Floris wilde van geen militaire loopbaan horen en maakte korte metten. Hij stuurde Maurits naar de Universiteit te Leiden.

In 1787 brengt Maurits de zomervakantie thuis door. Van werken is niet veel gekomen, want daarvoor was het te onrustig in het land van Vianen. Te paard vergezelt Maurits zijn vader om 'dat stedeke (Leerdam) te vermeesteren'. Het kan blijkbaar de vergelijking met het trotse Vianen niet doorstaan. Later in de zomer komt er een grotere dreiging. De Koning van Pruisen heeft namelijk besloten om zijn geplaagde zuster Wilhelmina met een leger te hulp te komen. Op 16 september 1787 komen de Pruisen uit de richting van Leerdam aanrukken. De Hollandse legermacht onder leiding van burger-kapitein Daendels bestaat uit ruiters van het regiment Van Tuyll. Maurits sluit zich als vrijwilliger aan. Na hevig vuur en pistolen op hem gericht, trekt Maurits zich terug en even later besluit Daendels tot de aftocht. De vrijwilligers krijgen hun ontslag. 

Maurits spoedt zich huiswaarts, waar vader Floris, tezamen met broer Adriaan, druk bezig is met het laden van kostbaarheden en belangrijke papieren in hun boerenwagen. Op 17 september komt het gezelschap laat in de avond in Amsterdam aan en stapt af voor het huis van broer Adriaan Teyler van Hall aan de Herengracht tegenover de Bergstraat. 

Deze Adriaan woonde al een aantal jaren in Amsterdam en had de naam van zijn vrouw Teyler aan de zijne toegevoegd. Wij zijn nu getuige geweest van de derde emigratie der familie onder dramatische zij het tevens enigszins kluchtige omstandigheden. In 1788 werd Maurits Cornelis aldaar ingeschreven als advocaat. Het volgend jaar, in 1790, trouwde Maurits met Elisabeth Klinkhamer, de dochter van Jacob Kiinkhamer, advocaat te Amsterdam. 

Maurits vond aansluiting bij de Amsterdamse patriotten en hij kwam er in goed gezelschap. Maurits behoorde tot de gematigde patriotten en hij was fel gekant tegen de pro-Franse elementen onder hen. Hij vond de tijd niet rijp voor een omwenteling en zeker niet met behulp van de Fransen. In 1795 komt de omwenteling. Het Franse leger valt Nederland binnen, gevolgd door enige duizenden patriotten die naar Frankrijk zijn uitgeweken. 

van hall.jpg

Het was gedaan met de eens zo roemrijke Republiek der Zeven Provinciën. De eerste zorg van de nieuwe machthebbers was het handhaven van de orde. Het was moeilijk om een kandidaat te vinden voor de post van 'Stadsprocureur', een functie die voor een geboren Amsterdammer toen heel weinig aanlokkelijk was. Het oog viel op Maurits, die meer een buitenstaander was. Hij weigerde, zich beroepende op zijn gebrek aan ervaring en jeugdige leeftijd (26 jaar), doch hij kreeg kort daarop zijn aanstelling met de mededeling, dat hij, indien hij weigerde, verantwoordelijk zou worden gesteld voor alle ongeregeldheden en daarvoor zou worden gestraft. Hij ging met tegenzin aan het werk. 

In 1799 wordt hij samen met broer Adriaan Teyler van Hall, C. van Lennep en J. Hooft benoemd tot lid van de Eerste Kamer van het Vertegenwoordigend Lichaam (vrijwel gelijk aan onze tegenwoordige Tweede Kamer). Met een zucht van verlichting verhuist hij met vrouw en vier kinderen naar Den Haag

In Den Haag vindt hij aanvankelijk een rustiger bestaan. In de nazomer van 1799 wordt deze rust evenwel wredelijk verstoord. Het was al enige tijd in Den Haag bekend, dat de Engelsen en Russen wilden proberen op de Hollandse kust een troepenmacht aan land te zetten en men had besloten om krachtige tegenstand te bieden. De bloedige slag om Bergen wordt uiteindelijk gewonnen, mede door risicovolle beslissingen van Maurits.  

 

Enkele dagen later komt het in de Kamer tot een kluchtige ontknoping; de ambassadeur van het Hof van Spanje verschijnt en laat een kaartje op de plaats van Maurits vallen, waarop in het Frans staat geschreven: 'Ik heb gewichtig nieuws!' Maurits gaat snel naar boven en hoort, dat Bonaparte als Consul de macht in handen heeft. Maurits haast zich om dit aan zijn vrienden in de Kamer te vertellen en de vreugde is duidelijk op hun gezichten te zien. Dit wordt vanzelfsprekend door de tegenstanders opgemerkt, die hem nu benepen komen vragen: 'Is er nieuws?' waarop hij luchtigjes antwoordt: 'Niets bijzonders, behalve dat het afgelopen is met uw omwenteling!' De vragers verbleken. Na afloop van de vergadering worden de gebeurtenissen in Parijs bekend. Zo is dan in korte tijd de Bataafse Republiek ten tweeden male gered. 

De opvoeding van zijn kinderen neemt steeds meer tijd in beslag. Zijn oudste zoon Floris (latere minister) doet hij in de leer bij de Franse predikant Merkus te Voorburg. Omstreeks deze tijd kreeg Elisabeth, de geliefde vrouw van Maurits, kanker en na een lang lijden overleed ze in 1802. De vele zorgen deden Maurits besluiten om ontslag te nemen uit verschillende ambten. 

Maurits van Hall had veel te danken aan zijn oudste broer, Adriaan Teyler, die een achtenswaardig burger van Amsterdam was geworden: Lid van het Stadsbestuur, lid van het Provinciaal Bestuur etc. Hij spreekt altijd vol eerbied over hem, totdat hij een opmerking maakt, dat het toch zo jammer is. dat het broer Adriaan na 1803 zo slecht vergaan is. Wat was er misgegaan? Adriaan is zich gaan bezighouden met de kaapvaart en zelfs met zeeroverij

Mr. Maurits Cornelis van Hall 1768 - 1858

Mr. Maurits Cornelis van Hall 1768 - 1858

In 1813 komt de bevrijding. Wanneer Koning Willem I in Amsterdam arriveert, wordt Maurits Cornelis ten paleize geroepen. De Koning brengt het gebeurde bij de Engels-Russische landing ter sprake; hij is dan een ogenblik met het onderwerp verlegen, omdat hij weet, dat de Koning precies is ingelicht over zijn aandeel hierin, maar zegt dan: 'Indien de onderneming gelukt ware, zou Uwe Hoogheid thans een Stadhouder zonder magt, en geen Souverein Vorst zijn,' wat met een glimlach en alzo gunstig opgenomen wordt. 

Kort daarna werd hij uitgenodigd voor een diner op het Paleis in Amsterdam. Maurits kreeg het vertrouwen en de vriendschap van Koning Willem I en later ook van Willem II en III. 

Alhoewel Maurits geen openbare ambten wilde aanvaarden, heeft hij Koning Willem I vele diensten kunnen bewijzen op financieel en juridisch gebied. Niet alleen in regeringsaangelegenheden, maar ook in particuliere zaken des Konings. Hij deed dit zo goed dat hij in 1815 werd benoemd tot Ridder in de Orde van de Nederlandse Leeuw

 

Maurits is nu veel thuis en besteedt grote zorg aan de opvoeding van zijn kinderen. Hij heeft dankbaar materiaal om mee te werken. Vijf zoons studeren aan de Universiteit van Amsterdam. In 1831 wordt Maurits President van de Rechtbank in Amsterdam en ook Minister van Staat. Herhaaldelijk had Koning Willem I hem gevraagd om lid van de Kamer te willen worden, maar telkens heeft hij geweigerd. Nu vraagt hij Koning Willem II om een plaats in de Eerste Kamer en bij Koninklijk Besluit wordt hij benoemd. Dit aanvaardt hij, mede omdat in 1842 zijn zoon Floris Adriaan tot Minister van Justitie werd benoemd. Als een leeuw staat hij op de bres om wetsontwerpen, ingediend door zoon Floris, te verdedigen en dit gold in het bijzonder in 1844, toen Floris Adriaan Minister van Financiën was geworden.

Oudste zoon Mr Floris Adriaan van Hall, 1791 - 1866

Oudste zoon Mr Floris Adriaan van Hall, 1791 - 1866

Hij blijft aan tot 1848 en wordt dan, evenals zoon Floris, lid van een commissie voor een herziening van de Grondwet. Misschien dat het grote leed, dat over hem gekomen is door de vervolging van zijn zoon Anne Maurits Cornelis en diens vroegtijdige dood van invloed zijn geweest op zijn belangstelling, op een zo hoge leeftijd, voor een vernieuwing van de Grondwet, die geen afdoende waarborgen gaf voor vrijheid van geloof; waarover straks meer. Hij verblijft weer veel in Den Haag en steunt Floris Adriaan waar hij kan, ook in de betrekkingen tot het Koninklijk Huis.

Na de grondwetsherziening trekt de nu tachtigjarige Maurits zich uit het politieke leven terug. Koning Willem II benoemt hem tot Commandeur in de Orde van de Nederlandse Leeuw. Hij gaat met hernieuwde kracht weer aan het schrijven. Hij heeft in zijn leven onnoemelijk veel geschreven; er zijn meer dan honderd boeken en publicaties van zijn hand verschenen. Voor elke gelegenheid maakte hij een gedicht. In 1856 noteert hij: 'met begrijpelijke vadertrots', dat zijn zoon Floris Adriaan in de adelstand verheven is. Op 19 januari 1858, bijna negentig jaar oud, sluit hij de ogen.

Anne Maurits

Anne Maurits werd op 26 februari 1808 geboren. Hij had een uitzonderlijk gelukkige en onbezorgde jeugd. Hij is het negende kind en na hem zullen er nog zeven komen, maar het grote grachtenhuis kan hen allen bergen. De zomervakanties brengt de familie door hetzij op 'Monnikenhof in Vianen. of in ''t Huis te Heicop'. Zestien jaar oud, wordt hij ingeschreven als student in de Letteren in Amsterdam. Na enige jaren gaat hij over naar de studie in de Rechten. Hij laat zich ook in Leiden als student inschrijven en verdeelt zijn tijd tussen Leiden en Amsterdam. Na zijn studententijd gaat hij als vrijwilliger in dienst in het leger.

Terwijl gegoede Amsterdammers de met cholera besmette stad in 1832 ontvluchten, neemt Anne Maurits de verzorging op zich van de cholera-lijders in een dichtbevolkte wijk en ziet van nabij de ellende die de ziekte veroorzaakt. Ook in Utrecht heeft de cholera gewoed. Onder de slachtoffers bevonden zich de vader en zuster van de zeventienjarige Suze van Schermbeek. met wie Anne Maurits zich had verloofd. Het is een wonder dat Suze gezond is gebleven. Dit alles maakt op Anne Maurits en Suze van Schermbeek een diepe indruk. Weinig troost kon de fraaie zilveren cholera-medaille brengen die hij van de stad Amsterdam ontving. Tegen het einde van de cholera-epidemie voelde Anne Maurits een steeds sterkere behoefte om zijn nieuwe zielsovertuiging uit te dragen en de strijd tegen het ongeloof aan te binden. In mei 1835 trouwt hij met Suze van Schermbeek. Het jonge paar vond een huis op de Keizersgracht bij de Wolvenstraat, dichtbij broer Floris Adriaan. Suze is de eerste Van Hall-vrouw, van wie wij iets meer te horen krijgen. 

Anne Maurits en zijn vrouw strijden tegen de vrijheid van Godsdienst en kwamen op voor de Afgescheidenen. In 1836 gaat hij met Suze zelf ook over naar het geloof van de Afgescheidenen en zij scharen zich in de rijen van de vervolgde broeders. Het ging gepaard met een diepgaand zielsonderzoek en ofschoon Suze eerst enige aarzeling toonde, sloot ook zij zich aan. Een storm brak los. Dit is klassenverraad. De omgang met hen wordt gemeden. Op straat worden ze gemolesteerd. Alleen de Réveil-vrienden en de familie blijven hen trouw. Suze en hij gaan de strijd aan voor geloof en naastenliefde. 

Anne Maurits moet pleiten voor het Hooggerechtshof. Hij bereidt zijn pleitrede zorgvuldig voor. Zoveel hangt van de uitspraak af. Op 10 oktober 1836 komt de zaak voor. De advocaat vindt een vijandig Hof tegenover zich. Hij maakt een fout en wordt beschuldigt van majesteitschennis. De pijl heeft doel getroffen. Van Hall legt diep geschokt en onder protest de verdediging neer. Barbertje moet hangen. De beklaagden worden veroordeeld.  

Inmiddels zet de tering haar verwoestende werk voort. Elke dag heeft hij koorts, maar even koortsachtig blijft hij doorwerken en wil zich geen rust gunnen. De strijd wordt te zwaar. Op 15 augustus 1838 komt het einde voor Anne.

De diepbedroefde maar in haar geloof gesterkte weduwe besloot om met haar drie jonge kinderen Den Haag te verlaten en in haar vaderstad Utrecht te gaan wonen; met de 2,5-jarige Maurits Comelis, de anderhalfjarige Hanna en de enkele weken oude Floris Adriaan. De vreselijke ziekte. de tering, heeft ook haar aangetast. Zij gaat geheel op in haar geloof. In de volksmond wordt zij de 'Protestantsche Heilige' genoemd. Zij overlijdt op 27 januari 1844. Zij is zevenentwintig jaar oud geworden. 

De drie jonge weesjes worden in Utrecht opgevoed door tante Van Schermbeek. Er waren geen financiële moeilijkheden. In beide families bestond naderhand maar één angst en wel dat de kinderen in aanraking zouden komen met Afgescheidenen/gereformeerden en vervolgens, dat zij kou zouden vatten en dan de tering zouden krijgen. Vandaar de dikke onderkleding en wollen bouffantes. De oudste zoon, Maurits Cornelis, hoorde pas van medestudenten in Utrecht, dat er iets met zijn ouders aan de hand zou zijn geweest. En toen Hester Boissevain omstreeks 1893 als verloofde van Jan van Hall haar intrede in zijn huis deed en belangstellend informeerde naar de grootouders, Anne Maurits en Suze, antwoordde haar toekomstige schoonmoeder: 'Hester, over die mensen mag in dit huis nooit worden gesproken!' 

De twee jonge mannen hebben banken opgericht en zuster Hanna is ook in de financiële wereld terechtgekomen. Zij trouwde met Johan Gleichman, de rechterhand van minister Fioris in 1860. Hij kwam in de directie van De Nederlandsche Bank, werd minister van Financiën, minister van Staat. Tot schrik van de oude patriarch Maurits en oom Floris werden hun petekinderen liberaal, volgelingen van Thorbecke! In die tijd stond dat in conservatieve kringen in Nederland gelijk met een ziekte, zoals melaatsheid. Men had liever geen omgang met hen. In de familie maakte dat geen verschil. In 1865 vinden wij de jonge Maurits in Amsterdam als secretaris van de Crediet- en Depositobank en getrouwd met Debora Gemer Eindhoven, van noordelijken bloede. Fries en Gronings. Wij zijn er niet weinig trots op. Door de jaren heen heeft Amsterdam vanuit het noorden nieuw bloed aangetrokken. mensen met ondernemingsgeest en frisse ideeën.

Maurits Cornelis, oudste zoon Anne Maurits

Maurits Cornelis is een deftige patriarch, een echte, met een lange, donkere baard. De familie noemt hem 'Papa Van Hall' en later 'Opa Van Hall'. 

Maurits Cornelis van Hall 1836 - 1900

Maurits Cornelis van Hall 1836 - 1900

Hij woonde met zijn gezin van negen kinderen in de Bocht van de Herengracht, op No. 475. Vanuit dit huis schreed Opa Van Hall, het symbool van de liberale bankier, de wandelstok met zilveren handvat in de hand, zijn kennissen met de hoge hoed minzaam groetend. Elke dag naar zijn kantoor op No. 539; over een stille Herengracht, waar geen auto's en fietsen het verkeer belemmerden. Een enkel rijtuig. De voetgangers rustig wandelend, want de kledij liet niet anders toe. De dames gekleed in lange zwarte mantel en kapothoed. De dienstboden in boezel en cornet. 

In de Bocht van de Herengracht werden grootse festijnen georganiseed. Al deze feesten waren niet alleen voor de pret. Het was de gelegenheid voor de jongeren om onder toezicht van de ouders elkaar te ontmoeten en beter te leren kennen. Van een bruiloft komt immers een bruiloft! 

Buiten zijn gelukkige gezinsleven en zijn bankierszaken had Opa Van Hall weinig interesses. De zomers bracht de familie in Baarn door. Hij heeft wel iets aan de politiek gedaan. Hij is lid van de Provinciale Staten van Noord-Holland, en vanaf 1896 tot 1900 lid van de Eerste Kamer. Was hij een strijdbare figuur? Deze kleinzoon van de patriot Maurits Cornelis en zoon van de advocaat Anne Maurits? Wij hebben de Handelingen van de Kamer erop nageslagen, doch hoewel hij altijd present was, heeft hij nimmer een woord gesproken. Dat kon hij ook niet, want hij had kanker in zijn keel en kon slechts ademen door een zilveren buisje, dat in de luchtpijp was aangebracht. Waarom is hij dan lid van de Kamer geworden? De familie gelooft, dat dit verband hield met het feit, dat zijn broer Floris Adriaan telkens de naam Van Hall in opspraak bracht. Zijn vrienden meenden, dat hieraan iets moest worden gedaan en om aan de buitenwereld te bewijzen, dat Opa Van Hall hun vertrouwen had, maakten zij hem lid van de Eerste Kamer. Ongetwijfeld zal hij nuttige schriftelijke adviezen op financieel gebied hebben kunnen geven. Hij stond buiten de groeiende sociale beroering van die dagen. Opa Van Hall overleed in 1900.

Maurits kreeg zoals gezegd 9 kinderen van wie de huidig levende van Hall-generatie allemaal direct afstamt, zoals de zonen Anne, Jan, Floris, Aat, Eijlard en Johan. 

Aat van Hall had maar liefst 10 kinderen. Hij was bankier, met een helder verstand en een hart van goud. Hij heeft de zorg op zich genomen van honderden familieleden, tot in de verste graad. Hij geeft hun raad en steunt hen, tezamen met tante Nel, in hun moeilijkheden. Velen die niet verwant zijn, hebben ook bij hen aangeklopt. Nimmer tevergeefs.

Ballet ter ere van het bruidspaar Jan van Hall en Hester Boissevain in 1895

Ballet ter ere van het bruidspaar Jan van Hall en Hester Boissevain in 1895

Maurits & zijn vrouw met hun kinderen en stamvaders van vijf levende takken

Maurits & zijn vrouw met hun kinderen en stamvaders van vijf levende takken

Wij hebben de avonturen van de familie gevolgd in de Regententijd; als patriotten; in de Franse tijd; sedert het begin van het Koninkrijk; als Afgescheidenen en gedurende het liberale tijdperk.